ReflectLeer in het buitengewoon onderwijs: Positieve aandacht

Tekst bij deze video

Sprekers: Caroline Vancraeyveldt (kernexpert Education & Development, UCLL) en Jana Daniels (orthopedagoge BuBaO type 3/9 Ten Desselaer)

Ik heb respect voor het reguliere onderwijs als het te moeilijk of niet altijd haalbaar is om een gepast antwoord te bieden op moeilijk hanteerbaar gedrag. Wij staan er ook zeker voor open om ideeën uit te wisselen. Ik denk dat het wel goed is om bij specifieke leerlingen waarbij het moeilijker loopt, ook extern te gaan kijken naar wat er kan helpen. En ook de mindset aanhouden om te blijven zoeken naar nieuwe oplossingen.

Ik weet dat het vaak moeilijk is, als je al vijf dingen hebt uitgeprobeerd, om te blijven zeggen: dit is niet gelukt, we proberen nog iets anders. Er wordt dan eerder gedacht dat het niet meer gaat, dat er al teveel tijd is ingestoken. Maar hier op school merken we dat door dingen uit te proberen en ermee bezig te zijn, een probleem eigenlijk vanzelf oplost en dat het negatieve gedrag ineens weggaat omdat je er zoveel mee bezig bent en het kind voelt dat het geholpen wordt. Ouders voelen dat en zo geraakt een probleem soms opgelost door er inderdaad op te focussen en na te denken, met het kind in overleg te gaan en te vragen: “Hoe komt dit nu, wat kunnen we voor jou doen?”. Soms kan het iets heel klein zijn waardoor een gedrag ineens verandert. Het is dus belangrijk om vol te houden en op een positieve manier te denken. “We gaan wel iets vinden dat helpt. We gaan misschien niet alle problemen oplossen, maar misschien toch een paar lessen beter laten verlopen.”

Het is ook belangrijk de visie te behouden dat elk kind graag in de klas wil zitten, graag op de speelplaats wil spelen, graag flink wil zijn en het graag goed wil doen en graag tot leren wil komen. En als dat niet lukt, is er iets wat dat kind belemmert. Ik denk dat we dan als school ook moeten proberen om dat kind te helpen, om die belemmeringen wat weg te nemen en het kind vaardiger te maken. Dan gaat het kind vanzelf voelen dat hij zijn best wil doen daarvoor. We blijven ervan uitgaan dat het kind gewoon de regels wil volgen en het goed wil doen, maar er is iets waardoor het nu niet lukt dus is het bij die kinderen wel belangrijk dat zij die extraatjes wél krijgen.

Kan je een voorbeeld geven van waar een gedrag vanzelf is opgelost door ermee bezig te zijn en door strategieën aan te reiken en te proberen?

Op de bus bijvoorbeeld. Dat geldt misschien minder voor het reguliere onderwijs, maar wij zien dat het op de bus vaak moeilijk is voor de leerlingen. Zij moeten na hun schooldag met nog andere kinderen op de bus, zij moeten daar blijven zitten, mogen niet te luid roepen. Dat is gewoon een moeilijke situatie voor veel kinderen. Het is nu wel zo dat zij daar maximum een uur op zitten, wat wel goed is, maar dat is toch lang voor sommige kinderen. Het is niet zo gemakkelijk om daar een oplossing voor te vinden want wij zijn daar niet bij op die bus. De busbegeleiding is daar maar alleen. De oplossingen geraken daar snel uitgeput omdat er heel weinig mogelijkheden zijn. Wat wij dan proberen te doen is werken met een buskaart, een kaart waar de busbegeleider op zet wat goed was en minder goed was en met de boodschap dat wij allemaal daar naar gaan kijken: de orthopedagoog, het secretariaat, de klasjuf en ook de ouders. Iedereen volgt dat mee op. En dan spelen we heel kort op de bal als het niet goed was. We bekijken wat er gebeurd is en of er voor dat probleem een oplossing kan gevonden worden. Bijvoorbeeld een strip meegeven op de bus, of een busbingo maken… . Want het kind verveelt zich, dat is wat op dat moment het probleem is. Dus voor elke keer dat het minder goed gaat, zoeken we voor die concrete situatie een oplossing. En als dat kind voelt dat iedereen aan het opletten is, en complimentjes krijgt als het goed gaat, dan is dat vaak na één buskaart niet meer nodig en loopt het veel beter dan ervoor.

Wat ook vaak geprobeerd wordt, is verbinding maken tussen de busbegeleider en het kind. Dat we veel informatie geven over het kind, wat er belangrijk is, waar het kind goed in is, wat interessante gespreksonderwerpen kunnen zijn… zodat het kind ook voelt dat de busbegeleider wel tof is, en hij/zij hier eigenlijk wel graag is. Op die manier kan de busbegeleider het kind ook sneller keren. Dat zijn de kleine dingen die we doen. Soms hebben we toch nog het gevoel dat er niets helpt, en door dan al die kleine dingen samen te leggen, ook al is dat geen echte oplossing, zorgen we ervoor dat het gedrag verdwijnt, en vaak is dat voor een lange termijn.

Dus ik hoor jou zeggen dat je echt met iedereen die met dat busmoment verbonden is het kind opvolgt. En ook laat blijken: we houden het in het oog, we denken mee met jou, maar er zijn wel afspraken waar je je moet aan houden.

Ja, inderdaad.

Iets fout of onduidelijk op deze pagina? Meld het ons.